Verzet

De grot van Plato

De situatie van de gevangenen in de grot is alles behalve wenselijk (en passend in de sinterklaastijd: hierop rijmt menselijk). Graag wil ik nogmaals de woorden van Socrates in herinnering brengen dat deze mensen op ons lijken. Langs alle kanten bekruipt het gevoel dat deze mensen bevrijdt moeten worden. Waarom? Als buitenstaander zien we dat hun plek in de wereld niet te benijden is. We gunnen ze graag iets iets beters.

Dit is, zeker in deze tijd, een heel lastig punt. In onze tijd staat eigen verantwoordelijkheid en respect (of is dit tolerantie) voor andermans leven erg hoog in het vaandel. Iedere mens mag zelf weten wat hij of zij als het goede leven ziet. Dus wie zijn wij om deze mensen uit hun grot te bevrijden? Het plaatje van Socrates stelt vragen bij dit vaandel. Hij stelt dat wij als buitenstaanders zien dat deze mensen gevangen zitten in een grot, we voelen ook de bekrompenheid / tunnelvisie / valse blik op de wereld. En dit gevoel is niet een positief gevoel. Het gaat om kennis die alleen gekend kan worden nadat de bevrijding is opgetreden. De vreugde van het lezen van een goed boek, kan pas ontstaan nadat het eerste boek gelezen is. De positie in de grot is pas bedenkelijk wanneer deze positie is verlaten.

Plato beschrijft hiermee wellicht de moeilijke situatie van de niet-wetende, deze laatste weet namelijk niet dat hij niet-wetend is. Dit in tegenstelling tot de wetende, die zijn historie beziet als 'ik wist toen niet beter'. De vraag is nu, wanneer ben je wetend en wanneer ben je normerend? Welke kennis is noodzakelijk en welke kennis is normatief? Plato heeft het voornamelijk over filosofische kennis: het besef dat hij ergens 'nu' zo en zo over denkt. Hij heeft het ook over het loskomen van dat wat afleidt van het zuivere idee. Dit vraagt om het besef van de begrensdheid van het denken en het waarnemen, doordat bijvoorbeeld emotie dit beïnvloedt. Is deze wetende verplicht de niet-wetende naar het licht te brengen?

In de allegorie van de grot komt een buitenstaander (een allochtoon; hij die niet meer in de grot leeft) om een van de bewoners te bevrijden. Deze bevrijding gebeurd met geweld, zo beschrijft de tekst. De vraag is dan: waarom gaat dit met geweld gepaard? Waarom verzet de bewoner zich tegen zijn bevrijder? Kennelijk wil de persoon niet uit zijn vertrouwde wereld gehaald worden. Kennelijk ziet deze persoon het niet als een bevrijding, maar als een gevangenneming waartegen hij zich moet verzetten.

Laten we even inzoomen op die buitenstaander (die allochtoon). Deze komt vanuit het licht in het duister. Zijn ogen zullen niet gewend zijn. En dus is hij zoekende, iets wat voor de aanwezigen - die wel gewend zijn aan het duister - zichtbaar is. Ten tweede, wanneer de bewoners hem vragen mee te doen met hun dagelijkse activiteit (het voorspellen van de toekomst) dan zal de buitenstaander, als hij al mee wil doen, een modderfiguur slaan. De bevrijder is dus een absoluut misplaatst en voelt vreemd aan. Wanneer deze komt vertellen dat hij iemand komt bevrijden en naar een andere wereld zal voeren, dan is dit dus geen goede start. Wie wil er nog mee?

Het andere fenomeen is een meer psychologisch fenomeen. De bestaande wereld is bekend, de bestaande vrienden zijn bekend en er komt een nieuwe, onbekende wereld voor in de plaats. Het bekende is vaak te verkiezen boven het onbekende. Wie gaat er nog mee?

De persoon wordt dus met geweld bevrijdt - en wellicht dus ook door iemand die in deze setting voor zijn leven mag vrezen: een buitengewoon vijandige situatie. Maar dit is ook een onomkeerbare situatie. De herinnering aan eerdere vijandige situaties (als deze zich reeds eerder hebben voorgedaan), zal overigens niet bijdragen aan een mogelijke vrijwillige gang naar buiten.
De onomkeerbaarheid ontstaat doordat de ervaring van eenmaal verkregen bewegingsvrijheid nooit meer verdwijnt. Zelfs niet, als de persoon toch weer terug zou gaan zitten.

De persoon wordt dus bevrijdt en gedwongen rond te kijken. Hij kijkt dus niet alleen maar naar voren, zoals toen hij gebonden was, maar ook opzij, en zelfs achterom. De persoon wordt dus geconfronteerd met het vuur en de afbeeldingen die zorgen voor de beelden op de rotswand. En hier is het volgende gewelddadige moment. Gewelddadig, omdat de bestaande leefwereld en werkelijkheid wordt ontsluierd en moet worden gezien als schijn. Heel de oude vanzelfsprekendheden vallen om. Als de persoon al niet fysiek moeilijk in staat is om te blijven staan, dan moet hij nu al helemaal door de ontstane shock ondersteund worden. Zijn wereld ligt in duigen. De bevrijding werkt vernietigend.
blog comments powered by Disqus

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en altijd anoniem.