Wantrouwen
Het is ongezond medici te wantrouwen
17-11-09 11:12
Vandaag in het Brabants Dagblad - Jacomijn Hendrickx -
Een kritische houding kan nooit kwaad. Maar kritisch zijn is iets anders dan wantrouwend zijn. Kritiek is gebaseerd op kennis. Er is alleen ruimte voor wantrouwen en vertrouwen als er geen kennis is. Vertrouwen en kennis vormen een weegschaal. Aan de ene kant staat vertrouwen en aan de andere kant kennis. Naarmate onze kennis minder wordt zijn we aangewezen op vertrouwen. Naarmate onze eigen kennis meer wordt, zullen we minder vertrouwen en meer samenwerken op grond van weten. Wanneer ik ziek ben, dan ga ik naar de dokter. Hij weet aanzienlijk meer over menselijke ziekten en mijn gezondheid dan ik. Ik ben aangewezen op zijn kennis en ik moet hem vertrouwen. Ik kan mijn arts niet controleren, daartoe ontbeer ik de kennis. Een arts die bij een collega te rade gaat zal dit veeleer doen op grond van zijn kennis, hij weet wat hij aan de ander heeft. Op grond van zijn eigen kennis, kan hij het werk van de ander kritisch beoordelen.
Alleen een deskundige kan dus met recht zeggen of mijn arts mijn vertrouwen waard is, alleen een deskundige kan kritisch zijn. De deskundige heeft de kennis die ik ontbeer. Het wantrouwen dat gezaaid wordt, wordt niet gezaaid door artsen of door wetenschappers, maar door mensen, die net als ik, geen medische achtergrond hebben. Vaak wordt er wel naar wetenschappelijk onderzoek of naar artsen verwezen die zeggen kritisch te zijn. Gek genoeg veronderstelt dit hetzelfde vertrouwen. De arts of wetenschapper die tegen de griepprik is wordt wel vertrouwd en de arts of wetenschapper die voor de griepprik is niet. Het gaat hier nog steeds over de ene kant van de weegschaal, namelijk de vertrouwenskant. Beide kanten kunnen niet door de wantrouwende getoetst worden, alleen de wetenschapper kan dit op grond van zijn kennis. De wantrouwende zoekt bevestiging van zijn wantrouwen en hiervoor moet hij anderen vertrouwen. Het wordt dus een strijd tussen mensen die het vertrouwen waard zijn. Maar het is nog steeds dezelfde weegschaal.
Het zaaien van wantrouwen is erg belangrijk voor diegene die wantrouwend is. De wantrouwende heeft namelijk een probleem. Hij weet niet wat hij moet doen: wel of geen griepprik halen, wel of niet zijn dokter vertrouwen. Dit heeft een extra angst ‘wat als ik toch ziek wordt?’ tot gevolg. Dit vervelende gevoel moet worden opgeheven. Wanneer iedereen in de omgeving overgaat tot het halen van een griepprik, dan wordt de angst alleen maar groter. Die anderen moeten dus ook wantrouwend worden. De eenzaamheid moet worden opgeheven. Er wordt dus gezocht naar onderbouwingen van het wantrouwen, van een het beperkte risico als de griepprik niet gehaald wordt en van de grote risico’s van het halen van de griepprik. Deze onderbouwingen worden niet door eigen kennis ondersteund, maar door anderen te vertrouwen. En dan, als het wantrouwen volledig is, dan moeten zieltjes gewonnen worden. Hoe meer mensen wantrouwen, hoe juister het wantrouwen wordt: ‘zie je wel dat ik gelijk heb, zij vinden het ook’.
De weegschaal kennis en vertrouwen blijft onveranderd; De griepprik kan zowel vertrouwd als wantrouwd worden. Daar kan ik niet zo veel aan veranderen. De enige houvast die ik heb, zijn de belangen die worden nagestreefd. Een wantrouwend iemand dient zijn eigen belang, namelijk zijn wantrouwen ondersteunen. Een medische wetenschapper dient het belang van de patiënt, met al de kennis die hij heeft. Er rest mij, als (potentiële) patiënt, dus niets anders dan zelf de wetenschapper te vertrouwen. Bovendien is het dwaas te vertrouwen op een ander die net als ik niet weet.
Het is ongezond om medici te wantrouwen
De laatste weken worden we overspoeld signalen die stellen dat we de griepprik moeten wantrouwen. En ook de medische sector in zijn geheel wordt in een kwaad daglicht geplaatst. Dit doet ons echter meer kwaad dan goed. We zijn niet gebaat bij wantrouwen in de medische sector. Wantrouwen is geen fijn gevoel, zeker niet als je bent aangewezen op die betreffende persoon voor je eigen voortbestaan. Bij ziekte ben je aangewezen op een arts. Als je je arts wantrouwt dan kun je een andere arts zoeken. Maar als je alle artsen wantrouwt, waar moet je dan naar toe, als je ziek bent? Algeheel wantrouwen in de medische sector leidt tot algehele wanhoop: ‘wat te doen bij ziekte?’.Een kritische houding kan nooit kwaad. Maar kritisch zijn is iets anders dan wantrouwend zijn. Kritiek is gebaseerd op kennis. Er is alleen ruimte voor wantrouwen en vertrouwen als er geen kennis is. Vertrouwen en kennis vormen een weegschaal. Aan de ene kant staat vertrouwen en aan de andere kant kennis. Naarmate onze kennis minder wordt zijn we aangewezen op vertrouwen. Naarmate onze eigen kennis meer wordt, zullen we minder vertrouwen en meer samenwerken op grond van weten. Wanneer ik ziek ben, dan ga ik naar de dokter. Hij weet aanzienlijk meer over menselijke ziekten en mijn gezondheid dan ik. Ik ben aangewezen op zijn kennis en ik moet hem vertrouwen. Ik kan mijn arts niet controleren, daartoe ontbeer ik de kennis. Een arts die bij een collega te rade gaat zal dit veeleer doen op grond van zijn kennis, hij weet wat hij aan de ander heeft. Op grond van zijn eigen kennis, kan hij het werk van de ander kritisch beoordelen.
Alleen een deskundige kan dus met recht zeggen of mijn arts mijn vertrouwen waard is, alleen een deskundige kan kritisch zijn. De deskundige heeft de kennis die ik ontbeer. Het wantrouwen dat gezaaid wordt, wordt niet gezaaid door artsen of door wetenschappers, maar door mensen, die net als ik, geen medische achtergrond hebben. Vaak wordt er wel naar wetenschappelijk onderzoek of naar artsen verwezen die zeggen kritisch te zijn. Gek genoeg veronderstelt dit hetzelfde vertrouwen. De arts of wetenschapper die tegen de griepprik is wordt wel vertrouwd en de arts of wetenschapper die voor de griepprik is niet. Het gaat hier nog steeds over de ene kant van de weegschaal, namelijk de vertrouwenskant. Beide kanten kunnen niet door de wantrouwende getoetst worden, alleen de wetenschapper kan dit op grond van zijn kennis. De wantrouwende zoekt bevestiging van zijn wantrouwen en hiervoor moet hij anderen vertrouwen. Het wordt dus een strijd tussen mensen die het vertrouwen waard zijn. Maar het is nog steeds dezelfde weegschaal.
Het zaaien van wantrouwen is erg belangrijk voor diegene die wantrouwend is. De wantrouwende heeft namelijk een probleem. Hij weet niet wat hij moet doen: wel of geen griepprik halen, wel of niet zijn dokter vertrouwen. Dit heeft een extra angst ‘wat als ik toch ziek wordt?’ tot gevolg. Dit vervelende gevoel moet worden opgeheven. Wanneer iedereen in de omgeving overgaat tot het halen van een griepprik, dan wordt de angst alleen maar groter. Die anderen moeten dus ook wantrouwend worden. De eenzaamheid moet worden opgeheven. Er wordt dus gezocht naar onderbouwingen van het wantrouwen, van een het beperkte risico als de griepprik niet gehaald wordt en van de grote risico’s van het halen van de griepprik. Deze onderbouwingen worden niet door eigen kennis ondersteund, maar door anderen te vertrouwen. En dan, als het wantrouwen volledig is, dan moeten zieltjes gewonnen worden. Hoe meer mensen wantrouwen, hoe juister het wantrouwen wordt: ‘zie je wel dat ik gelijk heb, zij vinden het ook’.
De weegschaal kennis en vertrouwen blijft onveranderd; De griepprik kan zowel vertrouwd als wantrouwd worden. Daar kan ik niet zo veel aan veranderen. De enige houvast die ik heb, zijn de belangen die worden nagestreefd. Een wantrouwend iemand dient zijn eigen belang, namelijk zijn wantrouwen ondersteunen. Een medische wetenschapper dient het belang van de patiënt, met al de kennis die hij heeft. Er rest mij, als (potentiële) patiënt, dus niets anders dan zelf de wetenschapper te vertrouwen. Bovendien is het dwaas te vertrouwen op een ander die net als ik niet weet.
blog comments powered by Disqus