Economie
Groei als zingeving voor ons bestaan
19-03-12 11:03
Wellicht is het niet zo handig om het Communistisch Manifest van Marx en Engels als uitgangspunt te nemen van het beschouwen van de crisis waarin we verzeild zijn geraakt. Communistisch uitgangspunten staan per definitie tegenover de markt en het denken over economie. Toch durf ik dit wel aan, omdat er gewoon een aantal gedachten in staan die mij te denken geven. Een crisis van de markt ontstaat door overproductie, die door de markt verholpen wordt door het creëren van nieuwe markten en het nog verder exploiteren van bestaande markten. Wat weer leidt tot overproductie die weer tot een crisis leidt, die op gelijke wijze verholpen dient te worden. Iedere mens die als productie-eenheid werd ingezet verwordt tot proletariaat. Proletariaat wil woordelijk zeggen dat de enige rijkdom de kinderen zijn. In het kader van deze beschouwing wil ik deze gedachten plaatsen naast de vraag wat er nodig is om op gerespecteerde wijze deel uit te maken van onze samenleving.
Om te beginnen zijn we nog nooit zo rijk geweest. Het is echter ook nog nooit zo kostbaar geweest om op gerespecteerde wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving. Om te zien wat hier nu voor nodig is, hoeven we alleen maar een blik te werpen op de financiële ondersteuning die we kunnen krijgen om deel te nemen aan die samenleving. Er is financiële steun voor een wasmachine die kapot is (kortom de nodige huishoudelijke apparatuur), de sportvereniging voor de kinderen, een passende woning (koop of huur), kinderopvang, etc. Hier komen dan de nodige communicatie-middelen bij die op de scholen worden verondersteld aanwezig te zijn in de thuissituatie (en waar financiële steun voor te verkrijgen is) en waarvan we sociaal al lang vinden dat we niet meer zonder kunnen. Kortom, we zijn wel erg rijk, en onze inkomsten zijn nog nooit zo hoog geweest, maar alles is nodig om op gerespecteerde wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving en voor heel wat van deze zaken worden we op een of andere manier ‘gesubsidieerd’.
Gezien de wijze waarop we economische crises oplossen, namelijk het creëren van nieuwe markten en het verder exploiteren van bestaande markten, kunnen we er donder op zeggen dat iedere producent ons zal doen geloven dat er meer nodig zal zijn om op respectabele wijze te kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Alleen zo kunnen zij hun bestaande markt verder exploiteren omdat aan het eind de kleine consument steeds meer moet kopen om zelf meer te kunnen verdienen (het kip en het ei verhaal). En per saldo schieten we daar niets mee op.
Via extra (ver)koop komen we uit de economische crisis. We hebben bewondering voor die bedrijven die ondanks de crisis weten te groeien. Tegelijkertijd kijken we zwijgend toe bij overproductie. Hoeveel auto’s zijn er geassembleerd zonder dat ze ooit verkocht zullen worden? Hoeveel kantoren staan er leeg, zonder dat ze ooit nog gebruikt zullen worden? Hoeveel huizen worden gebouwd zonder dat ze ooit bewoond zullen worden? Hoeveel huizen staan er te koop te wachten op een koper? Hoeveel gadgets liggen voor eeuwig opgeslagen in een voorraadschuur? Hoeveel? En nog steeds geloven we niet dat er overschot is. De prijzen zakken niet en de markt wordt overspoeld. Niemand wil de financiële schade dragen. We moeten wel geloven dat de markt er is. De niet-verkoopbare voorraad moet waarde houden omdat we anders failliet gaan.
De hele markt rust op een continue vernieuwing. Woorden als “nieuw’, ‘verbeterd’ en uiterlijke aanpassingen aan de tijd (mode) voeren de boventoon. Ieder producerend bedrijf moet zijn eigen producten als oud, achterhaald en slecht betitelen om nieuwe producten te kunnen verkopen en zo geld te blijven verdienen. Duurzaamheid heeft louter betrekking op de productiewijze en het materiaal, niet op de levensduur. Alleen via vernieuwing en groei kunnen we een crisis afwenden en een bestaande crisis te boven komen.
We zitten gevangen in een mythe van groei, meer en verbetering. De zin van ons bestaan is hier direct aan gekoppeld. De zin van ons bestaan is persoonlijke groei, meer salaris, groter bezig en hiervan afhankelijk kennis en vaardigheden. De politiek sluit hierbij aan met hun continue streven naar behoud of liever nog: groei van koopkracht. Bedrijven steunen dit met persoonlijke opleidingsplannen en in de CAO ligt de financiële groei verankerd. Alleen zo hebben we de indruk dat ons bestaan zin heeft, dat we als mens deel kunnen nemen aan de samenleving.
Kunnen we geen andere zin voor ons bestaan vinden? Moeten we ons geloof in groei misschien omzetten in een geloof in iets anders wat waardevol is (of kan worden)?
Om te beginnen zijn we nog nooit zo rijk geweest. Het is echter ook nog nooit zo kostbaar geweest om op gerespecteerde wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving. Om te zien wat hier nu voor nodig is, hoeven we alleen maar een blik te werpen op de financiële ondersteuning die we kunnen krijgen om deel te nemen aan die samenleving. Er is financiële steun voor een wasmachine die kapot is (kortom de nodige huishoudelijke apparatuur), de sportvereniging voor de kinderen, een passende woning (koop of huur), kinderopvang, etc. Hier komen dan de nodige communicatie-middelen bij die op de scholen worden verondersteld aanwezig te zijn in de thuissituatie (en waar financiële steun voor te verkrijgen is) en waarvan we sociaal al lang vinden dat we niet meer zonder kunnen. Kortom, we zijn wel erg rijk, en onze inkomsten zijn nog nooit zo hoog geweest, maar alles is nodig om op gerespecteerde wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving en voor heel wat van deze zaken worden we op een of andere manier ‘gesubsidieerd’.
Gezien de wijze waarop we economische crises oplossen, namelijk het creëren van nieuwe markten en het verder exploiteren van bestaande markten, kunnen we er donder op zeggen dat iedere producent ons zal doen geloven dat er meer nodig zal zijn om op respectabele wijze te kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Alleen zo kunnen zij hun bestaande markt verder exploiteren omdat aan het eind de kleine consument steeds meer moet kopen om zelf meer te kunnen verdienen (het kip en het ei verhaal). En per saldo schieten we daar niets mee op.
Via extra (ver)koop komen we uit de economische crisis. We hebben bewondering voor die bedrijven die ondanks de crisis weten te groeien. Tegelijkertijd kijken we zwijgend toe bij overproductie. Hoeveel auto’s zijn er geassembleerd zonder dat ze ooit verkocht zullen worden? Hoeveel kantoren staan er leeg, zonder dat ze ooit nog gebruikt zullen worden? Hoeveel huizen worden gebouwd zonder dat ze ooit bewoond zullen worden? Hoeveel huizen staan er te koop te wachten op een koper? Hoeveel gadgets liggen voor eeuwig opgeslagen in een voorraadschuur? Hoeveel? En nog steeds geloven we niet dat er overschot is. De prijzen zakken niet en de markt wordt overspoeld. Niemand wil de financiële schade dragen. We moeten wel geloven dat de markt er is. De niet-verkoopbare voorraad moet waarde houden omdat we anders failliet gaan.
De hele markt rust op een continue vernieuwing. Woorden als “nieuw’, ‘verbeterd’ en uiterlijke aanpassingen aan de tijd (mode) voeren de boventoon. Ieder producerend bedrijf moet zijn eigen producten als oud, achterhaald en slecht betitelen om nieuwe producten te kunnen verkopen en zo geld te blijven verdienen. Duurzaamheid heeft louter betrekking op de productiewijze en het materiaal, niet op de levensduur. Alleen via vernieuwing en groei kunnen we een crisis afwenden en een bestaande crisis te boven komen.
We zitten gevangen in een mythe van groei, meer en verbetering. De zin van ons bestaan is hier direct aan gekoppeld. De zin van ons bestaan is persoonlijke groei, meer salaris, groter bezig en hiervan afhankelijk kennis en vaardigheden. De politiek sluit hierbij aan met hun continue streven naar behoud of liever nog: groei van koopkracht. Bedrijven steunen dit met persoonlijke opleidingsplannen en in de CAO ligt de financiële groei verankerd. Alleen zo hebben we de indruk dat ons bestaan zin heeft, dat we als mens deel kunnen nemen aan de samenleving.
Kunnen we geen andere zin voor ons bestaan vinden? Moeten we ons geloof in groei misschien omzetten in een geloof in iets anders wat waardevol is (of kan worden)?
blog comments powered by Disqus
Rupsje Nooitgenoeg
23-04-10 11:22
Van de week was ik te gast bij een symposium over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Vertrouwen waarbij uitgebreid werd gesproken over verantwoord ondernemen en beeldvorming (de klant moet het ook zien dat je verantwoord onderneemt). De inhoud riep bij mij het beeld op van Rupsje Nooitgenoeg. Een verhaal uit mijn kindertijd en een boek (met gaten) wat nog steeds te koop is. Tijdens dit symposium was er onder andere aandacht voor de consument en deze werd niet altijd als geleerd, zorgvuldig en bekwaam afgeschilderd: de consument moet leren om verantwoord te leven, omdat hij dat doorgaans niet doet. En zo vond men, daar had ook de producent (het bedrijfsleven) een taak in.
Verantwoord ondernemen kent drie pijlers: People, Planet, Profit. Zorg voor de mensen - je personeel en je klanten - zorg voor de planeet, en zorg voor je winst (immers zonder winst ook geen voortbestaan). Zorg voor de planeet bestaat dan uit geen kinderarbeid, geen onnodige vervuiling, goede arbeidsvoorwaarden, duurzame producten, etcetera. En toen kroop zo maar Rupsje Nooitgenoeg mijn gedachten in. Rupsje Nooitgenoeg eet, eet en eet. Alles wat je hem voorzet eet hij op. Nooit heeft hij genoeg en uiteindelijk wordt hij een vlinder. De begeerte van de mens verbeeld aan de hand van Rupsje Nooitgenoeg! Alleen lukt het de mens maar niet om een vlinder te worden.
Mijn vraag is, in hoeverre moet je als bedrijf producten produceren die een mens niet echt nodig heeft? Ook een bedrijf is een Rupsje Nooitgenoeg, maar ook een bedrijf zal nooit een vlinder worden. En natuurlijk in hoeverre moet de consument dingen kopen die hij niet echt nodig heeft? Wanneer we de zorg voor onze planeet in ogenschouw nemen, is dit wellicht een passende vraag. De belasting voor onze planeet gaat haar draagkracht te boven. En het is de mens die haar belast.
In hoeverre ben je als ondernemer Maatschappelijk Verantwoord bezig als je een product op de markt brengt dat ongezond is (voor mens, financiën en/of aarde) zeker wanneer dit product bovenal overbodig is? Het is mijns inziens een beetje te makkelijk om de tijdens dit symposium onbekwaam verklaarde consument nu als zelf verantwoordelijk weg te zetten en dan te zeggen “de klant is zelf verantwoordelijk voor het ijsje dat hij koopt”. Hier werd door de ondernemer iedere verantwoordelijkheid afgelegd. Wel willen opvoeden, maar dan vooral tot begeerte. Verantwoord ondernemen werd een zaak van beeldvorming, zorgen dat de klant het beeld heeft dat je maatschappelijk verantwoord onderneemt. Deze beeldvorming is de basis van het vertrouwen wat de klant in je heeft. En dan kun je praten als burgmans; eerst de klant onmondig verklaren, hem mooie praatjes voorhouden en hem dan zelf verantwoordelijk maken voor het kopen van je product, ook al is dit product te belastend voor mens en wereld. Op zo’n moment verlies je elke geloofwaardigheid op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
En nu is dit geen pleidooi voor een saai leven zonder Senseo’s en zonder iPad, of een leven met maar één televisie in huis en geen vier flatscreens, waarvan eentje in de opslag voor het geval er eentje stuk gaat. Dit is een pleidooi voor het stellen van vragen bij de menselijke begeerte. Deze begeerte is de drijfveer van onze economie en van onze te hoge belasting van ons zelf (overgewicht en overmatige stress) en van de aarde. Zowel vraag als aanbod richten zich op begeerte. De consument wil dat zijn begeerte vervuld wordt, ondanks alles. De producent wakkert nieuwe begeertes aan, zelfs ongekende. Hebben is tot norm geworden, overschot en overbelasting zijn haar bijwerking. Ik stel dus eigenlijk twee vragen: in hoeverre moet iedere vraag, iedere wil, iedere begeerte ingewilligd worden en in hoeverre moeten nieuwe vragen, willen en begeertes aangeleerd en verder aangewakkerd worden als het inwilligen van deze vragen leidt tot een overbelasting van mens en planeet?
Gek genoeg zijn er heel wat onder ons die vinden dat deze begeerte toch wel grenzen heeft, zeker wanneer het gaat om financiële beloningen voor geleverde diensten in het bedrijfsleven. Ook het bedrijf en zijn leiders zijn net als ieder van ons Rupsjes Nooitgenoeg. Maar zij mogen het niet! Dat gaat alle perken te buiten. De grote winsten en hoge bonussen worden door de publieke opinie negatief beoordeeld (lees: dit is slecht voor de beeldvorming van het bedrijf). Maar ondertussen eten we onze zesde magnum van deze week en bestuderen we de mogelijkheden om toch maar een iPad in handen te krijgen, ook als deze nog niet op de Nederlandse markt is. Eten, eten, eten en maar hopen dat we een vlinder worden.
Verantwoord ondernemen kent drie pijlers: People, Planet, Profit. Zorg voor de mensen - je personeel en je klanten - zorg voor de planeet, en zorg voor je winst (immers zonder winst ook geen voortbestaan). Zorg voor de planeet bestaat dan uit geen kinderarbeid, geen onnodige vervuiling, goede arbeidsvoorwaarden, duurzame producten, etcetera. En toen kroop zo maar Rupsje Nooitgenoeg mijn gedachten in. Rupsje Nooitgenoeg eet, eet en eet. Alles wat je hem voorzet eet hij op. Nooit heeft hij genoeg en uiteindelijk wordt hij een vlinder. De begeerte van de mens verbeeld aan de hand van Rupsje Nooitgenoeg! Alleen lukt het de mens maar niet om een vlinder te worden.
Mijn vraag is, in hoeverre moet je als bedrijf producten produceren die een mens niet echt nodig heeft? Ook een bedrijf is een Rupsje Nooitgenoeg, maar ook een bedrijf zal nooit een vlinder worden. En natuurlijk in hoeverre moet de consument dingen kopen die hij niet echt nodig heeft? Wanneer we de zorg voor onze planeet in ogenschouw nemen, is dit wellicht een passende vraag. De belasting voor onze planeet gaat haar draagkracht te boven. En het is de mens die haar belast.
In hoeverre ben je als ondernemer Maatschappelijk Verantwoord bezig als je een product op de markt brengt dat ongezond is (voor mens, financiën en/of aarde) zeker wanneer dit product bovenal overbodig is? Het is mijns inziens een beetje te makkelijk om de tijdens dit symposium onbekwaam verklaarde consument nu als zelf verantwoordelijk weg te zetten en dan te zeggen “de klant is zelf verantwoordelijk voor het ijsje dat hij koopt”. Hier werd door de ondernemer iedere verantwoordelijkheid afgelegd. Wel willen opvoeden, maar dan vooral tot begeerte. Verantwoord ondernemen werd een zaak van beeldvorming, zorgen dat de klant het beeld heeft dat je maatschappelijk verantwoord onderneemt. Deze beeldvorming is de basis van het vertrouwen wat de klant in je heeft. En dan kun je praten als burgmans; eerst de klant onmondig verklaren, hem mooie praatjes voorhouden en hem dan zelf verantwoordelijk maken voor het kopen van je product, ook al is dit product te belastend voor mens en wereld. Op zo’n moment verlies je elke geloofwaardigheid op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
En nu is dit geen pleidooi voor een saai leven zonder Senseo’s en zonder iPad, of een leven met maar één televisie in huis en geen vier flatscreens, waarvan eentje in de opslag voor het geval er eentje stuk gaat. Dit is een pleidooi voor het stellen van vragen bij de menselijke begeerte. Deze begeerte is de drijfveer van onze economie en van onze te hoge belasting van ons zelf (overgewicht en overmatige stress) en van de aarde. Zowel vraag als aanbod richten zich op begeerte. De consument wil dat zijn begeerte vervuld wordt, ondanks alles. De producent wakkert nieuwe begeertes aan, zelfs ongekende. Hebben is tot norm geworden, overschot en overbelasting zijn haar bijwerking. Ik stel dus eigenlijk twee vragen: in hoeverre moet iedere vraag, iedere wil, iedere begeerte ingewilligd worden en in hoeverre moeten nieuwe vragen, willen en begeertes aangeleerd en verder aangewakkerd worden als het inwilligen van deze vragen leidt tot een overbelasting van mens en planeet?
Gek genoeg zijn er heel wat onder ons die vinden dat deze begeerte toch wel grenzen heeft, zeker wanneer het gaat om financiële beloningen voor geleverde diensten in het bedrijfsleven. Ook het bedrijf en zijn leiders zijn net als ieder van ons Rupsjes Nooitgenoeg. Maar zij mogen het niet! Dat gaat alle perken te buiten. De grote winsten en hoge bonussen worden door de publieke opinie negatief beoordeeld (lees: dit is slecht voor de beeldvorming van het bedrijf). Maar ondertussen eten we onze zesde magnum van deze week en bestuderen we de mogelijkheden om toch maar een iPad in handen te krijgen, ook als deze nog niet op de Nederlandse markt is. Eten, eten, eten en maar hopen dat we een vlinder worden.